You are using an outdated browser. Please upgrade your browser to improve your experience.
Artikel | 03 juni 2020 |
De afgelopen vier decennia stonden volledig in het teken van de mondialisering. Betere transportmogelijkheden en lagere invoerrechten wakkerden wereldwijd de handel aan. Daardoor kon een fabrikant in land A onderdelen voor zijn product uit verschillende andere landen halen. Voor de consument was dat een uitstekende zaak. Technologische ontwikkelingen waren sneller beschikbaar en de prijzen bleven laag.
Door de groeiende handelsspanningen tussen de VS en China stonden de complexe netwerken waarin onderdelen de wereld rondreizen de afgelopen jaren onder druk. President Trump was vastberaden de productie van de meeste onderdelen terug naar de VS te halen en voerde op een deel van de invoer opnieuw heffingen in. Zelfs de allergrootste Amerikaanse bedrijven, waaronder iPhone-fabrikant Apple, ontsnapten hier niet aan.
Het coronavirus, dat in technische termen een ‘aanbodschok’ heeft veroorzaakt, werkt nu als brandversneller. In China vielen de productiebedrijven stil, met de provincie Hubei als eerste. De autosector, elektronica en gezondheidszorg werden het hardst getroffen. Overal ter wereld moesten fabrieken bij gebrek aan onderdelen hun activiteiten staken. Na jaren van samenwerking en kwaliteitstesten vielen deze minutieus opgebouwde ketens in een oogwenk uit elkaar.
Schokbestendigheid en diversificatie zijn de nieuwe ordewoorden. Fabrikanten proberen zich te beschermen door hun leveranciersbestand te verruimen en zelfs dichter bij huis te produceren. Het huidige systeem vervangen kan echter jaren duren en kost wellicht handenvol geld. Aan het eind van de rit zouden consumptiegoederen er minder geavanceerd en duurder door kunnen worden. Bovendien is de kans reëel dat als de economie ooit opnieuw tot stilstand wordt gedwongen, de lengte van de toevoerketens weinig uitmaakt.